Bompa,
in de zomer rooide je onder de brandende zon goudgele aardappelen,
terwijl de regen in de herfst wenend tegen het venster tikte
en de wind huilend zijn hart uitstortte,
voedde jij je kinderen op tot geslaagde evenbeelden,
bruin verweerd, maar voldaan, timmerde je ‘s winters
de grenzen van de dag aan elkaar,
zodat je samen met bomma het briljant mocht koesteren.
Aan de takken van de gezinsstamboom ontsproten veel lentefrisse knopjes,
elke nieuwe telg nam je telkens weer op de schoot
en suste je met een stille glimlach,
het heden heeft vallend je gevulde verleden vergeten,
maar je strelende stoppelbaard, je bescheiden ogen, je zuinige lippen
zuigend op een suikerklontje staan in ons geheugen gegrift.
Vandaag nemen wij met geheven hoofd afscheid van ons dierbaarste familielid,
stilletjes zal de klok haar dagelijkse ritme gaan hernemen,
jouw wijze volmaaktheid nastrevend,
naar jouw beeld zullen we zingend de koeien melken,
vol wilskracht onze sombere grasmachine op gang trekken,
kijkend naar het hemelhuis dat jouw naam alle eer aan doet.
Goudgele aardappelen zullen onze tong echter nooit meer strelen,
want "het zijn" is voorgoed heengegaan.