EEN EENZAME ZIEL
Veel te langzaam tikt de klok de tijd
voor haar die wachtend de dag verdrijft
wachtend tot de buur de hond uitlaat
ze leeft van wat er leeft op straat.
Geen mens die hier woont, kent haar verdriet
waarom moest hij gaan en zij nog niet
haar nachten zijn lang en zo alleen
naar waar hij ging, wil zij nu ook heen.
Praat ze over toen dan trilt haar stem
maar ze praat zo graag, 't liefst over hem
haar handen beven wat als ze beleefd
bij een bezoekje haar gast serveert.
Vermoeid schuifelt ze voort stap voor stap
van de stoel aan het raam tot de trap
van de trap tot de stoel aan het raam
naar buiten durft ze niet meer te gaan.
Een eenzame ziel, een hart van goud
maar ze leeft te lang, voelt zich te oud
als je eens wist hoe ze vroeger was
dan begrijp je mijn ontroering pas.