Zij is de bezieling van de nacht
Het tij in de water, een zilver licht
Zwarte haren en grijze ogen
Vervolledigen een mooi gezicht
Haar stappen laten vuurbollen achter
In het grote zwart van haar huis
Maar een paar korreltjes in het geheel
En toch ontelbaar is het gruis
Zij wandelt veel, bijna altijd
Is zij gehuld in schaduw
Maar zij is dan ook verlegen
Eigenlijk meer mensenschuw
Huil ernaar, naar deze dame
Deze heerseres van de nacht
Vrouwe van de maan, ik eer je
Om je bescheiden wilskracht