Ze holde door de weiden,
en speelde met een bal.
Ze rolde over het gras.
Ze wist nog niet de betekenis van leiden,
en wat komen zal.
Nu is ze stil,
ineengedoken op haar kamer.
Ze is weggevlucht van de mensen.
Haar geluk was maar pril,
en werd kapotgeslagen met een hamer.
Haar ideaal werd verwoest,
haar wereldje storte in.
Ze wist niet meer wat te doen.
Haar hart vol roest,
en per dag 1 simpele zin.
Ze lacht niet meer,
dat is nu voorbij.
Wat een geweer met haar ouders kon doen,
werd haar voorgelegd keer op keer,
en maakte haar des te minder blij.