Zoals ik ben weggeweest,
zo staan alle boekjes weer
liefdevol op een rij,
je hebt de kerststal van zolder gehaald
en de antieke beeldjes liefdevol uitgezet,
ik geloof dat zelfs mijn hemden
die nog niet vuil waren,
gewassen zijn en gestreken.
Ik durf de beeldige engelen kaarsjes niet aansteken
omdat hun wieken nog steeds zoals in mijn kinderjaren
nooit een man of vuur hebben bekend,
'k zal voortaan zuinig zijn in de omgang
en als een ter dood veroordeelde,
verlamd met mijn ogen wenken want,
wacht mij voor een gebaar,
mijn shampoo en warm bad staan al klaar.
Mama,
vraag van mijn geen antwoorden,
'k heb alle praatjes
aan d'afwezigheid prijsgegeven.
Straks wanneer je ter bedde ligt,
'k weet dat je nooit slaapt,
zou ik wel voorzichtig
naar beneden moeten sluipen,
om jouw stille zuchten te horen
tussen de beddelakens.
Dan leg ik mijn hand op jouw voorhoofd
en gebied je het licht niet aan te steken,
want ik vertrek opnieuw, verweg van mezelf
en zal terugkeren om niets te krenken
van de orde in huis en op zaken.
Dan vraag ik jouw dooraderde vrouwenhand
voor het afscheid met een kruisje,
laat de wereld nu maar verder slapen.
Ooit keer ik terug
om de rooie kaarsjes aan te steken
en in het schemerlicht van de kamer
ze vlug uit te knijpen met mijn vingers
opdat je mijn gelaat niet zoudt zien
want ik vertrek weer.