Een bol kindergezicht dat zich vrolijk tegen de ruit aandrukt,
naar buiten kijkend zoekend naar haar moeder die achter in de tuin het onkruid uit de grond rukt.
Vrolijk huppelend schiet ze door het huis,
en lacht bij alles wat ze hoort en ziet, want ze voelt zich toch zo thuis.
Ze kent elk plekje en hoekje, waar ze ook komt,
kruipt langs stoelpoten om hoog, en zakt snel weer op de grond.
Ze zing kinderlijke liedjes, en is voor niets bang,
kleurt vrolijk haar nieuwe kleurplaat, en meteen daarbij het behang.
Ze trekt haar sokjes aan en uit, en rukt eens aan haar broek,
waar blijft mamma nu? denkt ze lief, en gaat nog eens op zoek.
Ze is niet op het platje, en daar stopt de buitenwereld voor haar,
ze is te klein om verder te kijken, dus ze ziet geen tuin, ook al vind ze dat een beetje raar.
Ze zoekt in de kelder, op zolder en in het hok,
en als ze om het hoekje kijkt, ziet ze mamma's rok.
Maar helaas, dit was een oude en die had mam vandaag niet aan,
dus ze zoekt weer verder, en kruipt langzaam naar het raam.
Wat een geluk, daar staat een stoel, en zich van geen kwaad bewust,
klimt ze op die hoge poten, terwijl ze kreunend op de vensterbank rust.
Daar is mamma, ze kan haar nog net bekijken,
en het zijn enkele meters die voor haar een eeuwigheid lijken.
Ze gaat staan en rust tegen het raam,
en roept: "mamma mamma, kijk eens wat ik kan!!!"
Moeder draait zich om en krijgt de schrik van haar leven,
ze holt naar haar kind toe, en huilt daarbij heel even.
Ze pakt haar van de vensterbank af, en geeft het een flinke draai,
maar toch ook een liefkozend kusje, een knuffel en een aai.
Ze gaan samen weer naar binnen, en het kind krijgt een koekje,
samen met haar eerste levensles: Een ongeluk zit in een klein hoekje.
Smascha