Een jongen zit voor me

een half droge traan bungelt

aan zijn wang

Vraagtekens in zijn ogen

staren in het niemandsland

doodsbang

Trillende vingers houden vast

een gouden aansteker

stevig in de tang

Zijn bovenlip lijkt iets

te willen zeggen

‘Duurt ‘t nog nog lang?’

De wijzers vertellen hem

wat hij al wist

‘maar toch bedankt ’

Alleen overgeleverd aan

het harde leven

al jaren mank

Golven dansen ritmisch

over zijn natte huid

zo bleek zo blank

De gele slang dendert voort

als hij één wordt

met de bank

Begeleidt door luid gesis

staan we eindelijk stil

op het station

Een jonge vrouw in

zwart gekleed kijkt speurend

uit over het perron

Het vuur valt argeloos

net voor me neer en

stuitert op de grond

Diepe zucht van eenzaamheid

ontsnapt aan hem voordat

kust hij zijn meisje op haar mond

Ik zuig hun geluk op als een sigaret

Even nog kijk ik naar ze om,

daarna versnel ik mijn tred