Als jij lacht,
moet ik ook lachen.
Als jij weent,
wil ik je troosten.
Als jij me plaagt,
plaag ik je terug.
Als jij er niet bent,
mis ik je.
Als ik lach,
wil ik je ook aan het lachen maken.
Als ik ween,
hoop ik dat je me troost.
Als ik je plaag,
verwacht ik dat jij mij terug plaagt.
Als ik er niet ben,
hoop ik dat je wel eens aan me denkt.
Wil je voor mij je masker uitdoen?
Wil je mij laten zien wie je bent?
Ben jij wie ik denk dat je bent?
Ben jij het waard om voor te kiezen?
De ene dag laat je men hart sneller slaan,
en de andere dag wil ik ver van jou vandaan.