hij staat daar met zijn tong die scherp
is geslepen door de pijn in de aanslag
alle strikken likkebaarden reeds in stilte
als onze vormen het scherm betreden
kijk, als een aan het raam gevroren gier
zijn nek onder het dwangmatig zitten gebogen
wat stervend haar grijnst nog een laatste
gemene adem in de lucht, voor zijn val
de huid is door de scherpere jaren gelittekend
en taai geworden, het lachen wordt moeilijker
en de ogen roven elk beeld uit de lucht
met behulp van hun glazen netten
-wat verdorven is vreten ze meedogenloos op-
en wordt als een braakbal
met het inwendig gal vermengd
en terug onze gezichten in gespuwd