Wachtend op een nieuw moment,
Voor ons om bij elkaar te zijn,
Hoor ik opeens mijn klein teder hartje kloppen,
En plots voel ik me klein,
Hier ben ik dan,
Beschermd door een hemelswolk
Dwalend uit de lucht
Voel ik me omarmd
Door jou tedere zachte handen,
Verzilverd door de lucht,
Ik voel me plots een engeltje,
Gedragen door jouw vleugels,
Zwevend op een witte wolk,
En de voor mij klein lijkende heuvels,
Zijn met een wit kruimellaagje bekleed,
Zodat ik s’nachts mijn weg kan vinden,
Naar mijn gouden hemelsbed,
En jij me dan in slaap kan soezen,
Door de schitterende maan te doven,
En wanneer ik aan het slapen ben,
Dan dring je binnen in mijn dromen,
Waar je waakt over mij ,
Om al mijn nachtmerries te voorkomen,
Hierdoor droom ik de hele nacht van jou,
Hoe prachtig kan het leven zijn?
Wanneer je opstaat en slapen gaat,
En al wat ik zie ben jij,
In mijn wereld ben jij de wereld,
In alles wat ik doe,
Laat me nog eens op je handen zweven,
Verblind zijn door je ogen,
En slapen op een gouden bed,
Al schommelend bewogen,
Ik zeg de maan nu gauw vaarwel,
Kom op de grond terug,
Al kijkend in je ogen,
Beland ik opnieuw in een ander paradijs,
Met nog steeds jij mijn engel aan mijn zij.