Een vogel brult, het klinkt wat als een boor
en groeit terwijl de lucht het verder draagt,
zodat hij met zijn vreemde tonen slaagt
om door te dringen in eenieders oor.
Paniek ontstaat, de gekke klank behaagt
de mensen niet. Men waarschuwt luidkeels voor
het wereldeind, zelfs God vindt weer gehoor
nu onbekendheid in de wezens knaagt.
In doodsangst licht elkeen zijn ankers, vlucht
naar waar de klank vermindert; onverwacht
ontdekt men dan de bron van het gerucht.
Terwijl men opgelucht terugkeert, slacht
de rede snel het beest; hij werd geducht,
bedreigde zo de ordening zijn macht.