Mijn oogjes, in het kijken zeer bedreven,
ontkleden mooie meisjes, want hun huid
is buitenkant, zoals de schil van fruit
een snoeper naar het innerlijk laat streven
Maar telkens als ik op zo'n schepsel stuit,
een feeƫriek gezicht dat licht verheven
schijnt, dan moet mijn lichaam blozen, beven,
buigen, daarna druppelt zij mijn leven uit
Ook al begeert de mond een kus te krijgen
van zo'n zonnedochter die het zicht verrijkt,
ze kan mijn borstkas niet genoeg doorrijgen
Een meisje heerst daar pas wanneer het lijkt
alsof ze bij een streling zal ontstijgen,
een schoonheid die mijn muze slechts bereikt