Wens
Ik vind het zo mooi een hoofd van een dichter.
Soms is het daar donker en soms is het wat lichter.
In het hoofd van een dichter.
Zit het soms mee of zit het tegen.
Was ik maar een dichter.
Want dat leek mij een zegen.
In het hoofd van een dichter
Kon ik schrijven over alles, de tram de natuur of het station.
In het hoofd van een dichter.
Daar waar het allemaal begon.
Dingen schrijven over een vrouw, of dingen schrijven over een man.
In het hoofd van een dichter.
Plus het raadsel, hoe die aan die zinnen kwam.
In het hoofd van een dichter.
Wordt het donker en weer lichter
Was ik maar een dichter met mijn verhaal zo sterk.
Dan maakte ik van dat dichten mijn huidige werk.
Dan kon ik mooie dingen schrijven.
Zinnen laten stralen als een zon
En kon ik u nu vertellen hoe het allemaal begon
Kon ik maar rijmen over alles.
De hond, kat en mijn fiets
Maar hoe ik het ook probeer.
T’wordt uiteindelijk weer niets.
Dus was ik maar een dichter die schrijven kon,
Dan vertelde ik u nu verhaal hoe het allemaal begon.