Zij gaf een feestje, en hij was erbij.
Allebei verliefd, maar niemand die wat zei.
Zij pakte wat te drinken, en hij hielp mee.
Allebei verliefd, maar niemand die er wat mee deed.
Zij pakte de chipskom, en hij die achter haar aan liep.
allebei verliefd, maar niemand die het uit riep.
Zij keek hem aan, en hij haar.
Allebei verliefd, maar niemand kreeg die eerste stap klaar.
zij liep naar buiten, en hij draaide zich om.
Allebei verliefd, en allebei zo dom.
Zij had hem willen vragen, en hij aan haar.
Maar hij liep nu hier, en zij daar