Langzaam scheert een boot,
door het heldre water heen,
dan passeerd een vloot,
golven, steeds gemeen.
Door de golven heen,
de zon tegemoet,
drijft de boot alleen,
water in overvloed.
Dan wordt het avond, de wind legt zich neer,
de golven gaan kabb'lend steeds minder tekeer,
de zon kleurt de zeilen, zet de wereld in gloed,
het schip zeilt vermoeid de haven tegemoet