'Neem mij maar met een korreltje zout.'
zei de man met lange regenjas
de zon scheen, op hem, de tafel nat
'Pasgeverft, pas op.'
voegde hij toe aan zijn relaas,
zijn laars, die modder droeg, grijs vilt
de zon scheen, op haar, de witte anjers
'Daar zal je hem hebben',
nu hij wees leken zijn botjes breekbaar als glas,
de vaas, de anjers, de natte tafel
de zon scheen, op hen, de vloerbedekking
De man die binnen kwam keek naar de deur die hij dicht liet vallen
'Zulk een prachtige dag voor de tijd van het jaar'
ging zitten aan de tafel, bevlekte zijn trui
schrok op, stootte de vaas om
water vermengde zich met verf, nat
de tafel af, de anjers over de vloerbedekking
de laars van de man onder water, zwart vilt
zijn lange regenjas vol druppels
Zij stond erbij, keek ernaar
de zon scheen, op hen, de situatie
Auteur: Han Sterk | ||
Gecontroleerd door: christina | ||
Gepubliceerd op: 10 oktober 2003 | ||
Thema's: |