Sinds jij stierf
zoek 'k tevergeefs een niemandsgraf
ergens ver in zee
langs Franse kusten van Cap Griz Nez
waar wind en branding onhoorbaar
zingen : " laat me los, neem me mee"
'k wou bloemen leggen op je zerk
maar in die doolhof van onbekende namen
kon ik jouw opschrift nergens vinden,
sinds ik dood ben in jou
lopen beelden en stemmen me achterna,
klampen me vast in lange gewaden,
grijpen als schimmen om me heen,
al mijn pestige kleren
heb ik ritueel verbrand
op het altaar van Abraham
de eniggeboren geliefde zult gij offeren,
meer kun Je niet vragen,
Jij alomafwezige, wrede God,
hoemeer ik me was en schrob
met helder brandend heet water
tot blisters en blaren etter bloeden,
hoemeer de reuk van je liefde
aan mijn ziel blijft plakken.