Gedeeld verzonnen
Weggaan in de hoeken,
in de hulpeloze leegte.
't Ga je goed
en ik hoop zachtjes
dat je je nog eens laat zien.
Zal je aan me denken kunnen?
Zal je huilen op hotel
als gedachten aan mijn lachen
in je avondschemering?
Briefjes schrijf ik nu niet meer.
Knuffel me eens goed.
Zal je geven aan de handjes,
als ze vragen?
'k Ga je missen als een schommel
in m'n zicht over en weer;
zoeken in de bib,
waar je een poosje hebt gelezen.
Dan ontdekken dat het leeg is,
dat jouw lege stoel daar staat.
Me vergissen als ik zegde
dat het allemaal zou lukken.
Ik, hier nu alleen, hier op het gras,
mis jou, de zoeten droom die we verzonnen
in de jaren en de stormen op ons bankje.