cyclus: het spel van de cirkels
Cyclus
De wind houdt het riet
aan de waterzijde bezig.
Lieflijke rukjes aan en af,
dan weer heftige uithalen.
Het meer door de zon
even gezet in een witgelig
licht met schaduw, kabbelt rustig
op het ritme van al wat beweegt.
Vogels zijn er nog te gast,
maar niet meer de grote getalen
van het uitbundige, wat
zomer pleegt te heten.
Nu zijn het gasten, op weg
naar oorden ver en anders
van klimaat. Schuitjes dobberen
groen bronzig roodgeel fleurend
op het water. Al het wuivende
aan de kant kleurt tot pastel-
dimensies, ook het gras. Om te
worden geurend palet zonnig.
Water onttrekt zich aan het meer
vroeg in de ochtend als de zon
rood binnen treedt, nevelen doen
verstillen het decor wat wordt geraakt.
Heel de natuur bouwt af
een periode van rijke bloei.
Alles maakt zich klaar voor de tijd
van bezinning en krachten winnen.
De Mens voelt de dimensies,
maar weet zich geen raad
met de dingen die keer op keer
geschieden, altijd weer.
Het leven is er wel, maar
levend op een wijze niet waar
te nemen voor de mens.
Ergens diep ver weg, broedt het.
Het water kabbelt genoeglijk en
maakt de vloeren gepolijst.
Straks komt hij, die alles wit
maakt, water doet samenballen.
Duisternis neme toe, maar zon
blijft schitteren, minder lang.
Dan door het donkerste donker
gegaan, herneme ze pracht kracht.
Stilaan leeft het meer, na de witte
weer op. De adem neemt toe en
groeikracht. De cyclus begint opnieuw:
de vlag moet uit!
4 uit 7
/wil
© 1990-1992