We zitten samen aan de water,
De kijken om ons heen.
De zenuwen gieren door mijn keel,
Mijn hart klopt als een steen.
Eindelijk met z'n twee,
Niemand die ons stoort.
We kunnen zeggen wat we willen,
Er is niemand die ons hoort.
Ik wil zeggen hoe ik me voel,
Maar de woorden blijven steken in mijn keel.
Voel jij wel het zelfde voor mij,
De warmte wordt me te veel.
Ik zeg maar iets over het weer,
O, wat voel ik me toch stom.
Ik wil je eigenlijk zoenen,
O, als ik dat nou eens kon.
Ik zie in je ogen dat je zenuwachtig bent,
Zou het dan toch misschien?
Ben je ook verliefd op mij,
of heb ik iets heel anders in je ogen gezien?
Je vraagt of ik een geheim kan bewaren,
Ik zeg dat ik het wel kan.
Je verteld me dat je verliefd bent,
Nu wordt ik eigenlijk wel bang.
Je hebt het over een ander,
Al mijn dromen vallen zomaar uit een.
Ik zou nu graag weglopen,
Weg, maar ik weet niet waarheen.
Ik blijf verbaasd zitten,
je vraagt me wat er is.
Ik zeg maar niks,
Geen smoesje en geen list.
Ik staar voor me uit,
En zeg dat we maar eens moeten gaan.
Je zegt dat ik niets mag door vertellen,
Ik zeg niets, en ik help je op te staan.
We lopen weg,
Maar al mijn dromen liggen nog daar.
Ik moet nu weer opnieuw beginnen,
Maar het voelt nu nog zo raar.