De eenzame roeier
Ik ben slechts een eenzame roeier,
altijd dezelfde, vloeiende beweging herhalend,
telkens hetzelfde tafereel passerend.
Ik ben slechts een eenzame roeier,
wadend in de stilte rondom mij
die verstoord wordt door het vertrouwde
geluid van de rolbank.
Ik ben slechts een eenzame roeier,
die met zijn voeten vast zit in zijn schoenen
als een slaaf vastgeketend in een
Romeins galei.
Ik ben slechts een eenzame roeier,
vechtend tegen de woeste wind en het wilde water,
verblind door de zon, bevangen door de kou.
Ik ben slechts een eenzame roeier,
mezelf pijnigend, vier banen lang,
enkel beloond met blijnen,
gegrift in mijn handpalm.
Ik ben slechts een eenzame roeier,
die na zijn training geveld wordt door de slaap
en die in zijn dromen verder vecht
tegen de woeste wind en het wilde water.
Als eerbetoon aan de sport die ik beoefen