Je bent zwaar gevallen
uit een hoge lelie,
je verwijtende vleugels
kleven van het bloed
dat je uit mijn aderen
bent komen persen.
Lachend beween je mijn pijn
De zon in ons huwelijk
is langzaam doodgebloed,
je herleeft tot dode heks
in een vastgeroeste keten
waarmee je me slaat, opzweept
tot op de plaats waar je me
verdringt in verdrinking.
Vergeefs bemiddel ik je woedende
blik, je gezicht is gespannen
als een boog, pijlen boren opgelegde
angst in mij. Ik schuifel verzettend
mee in de lege krater van ons hart