Jij
Jij,
toen ik je zag.
Je glimlach
maakte me blij.
Die ene dag
keek je naar mij.
Ik voelde me vrij,
ik ging overstag.
Ik keek naar jou,
ik voelde me goed,
jij gaf me moed.
Zo’n mooie vrouw.
Je hebt mij begroet.
Je was niet flauw
En wat ik wou
was wat jij doet.
Je keek me aan,
ik keek terug,
even heel vlug.
Zo bleven we staan.
Zo stonden we daar.
Je zoende mij.
Ik stond erbij
en keek ernaar.
Toen moest jij gaan.
Het proefde zo zoet,
het voelde zo goed,
maar het was gedaan.
Ik zei gedag,
kreeg een omhelzing.
Het laatste wat ik zag
toen jij de hoek om ging,
was de lieve lach,
van mijn eerste vriendin.