Vriend
Het licht gedimd en m’n voeten op de bank.
Een flesje wijnen een goed boek.
De zachte composities van Beethoven worden bruut verstoord door een ergerlijke klank.
De telefoon, jij bent het je klinkt gespannen en vraagt of ik je bezoek.
M’n jas aangeschoten, snel ik me naar jouw huis.
Eén ding is zeker, er is iets niet helemaal pluis.
Daar zit je dan in de deuropening leunend tegen de deurpost.
Je trekt aan je sigaret en inhaleert diep.
Een asbak vol met peuk waarnaast je hebt gemorst.
Je verteld me je verhaal, de reden dat je me riep.
Met je hoofd leun je tegen m’n borst en je huilt zacht.
Ik voel met je mee dit heb je niet verdient.
Samen gaan we naar bed, ik blijf bij jou vannacht.
Je hoeft me niet te bedanken, je bent immers m’n vriend.
15 maart 2001