PETER
mijn overgrootvader zei
iedere keer tegen mij :
Christiane,
bak uw eieren in de pan,
bak ze in uwe schoen
dan hebt ge geen pan vandoen
ik als kleine peuter
hield wel van dat geleuter,
antwoordde dan
zo rap als ik kan :
peiter,”sleiter”
( peter en dialect voor sleutel)
nog dikwijls denk ik aan die lieve man
gaf me telkens nootjes dan.
op een dag was er brand in het bos
alle duivels leken wel los
waar stond overgrootvader toen
kortbij de brand, ’t was niet te doen
hebben hem daar weggehaald
toen heeft hij wel even gebaald
deze man was rijk, echt waar,
verdeelde zijn bezit voorwaar
onder de kinderen allemaal
gaf hen bouwgrond,
of een stuk waar een huis op stond
of een akkerland om te bewerken
of een heidegrond vol berken
hij was een krachtige grote man
waar ik wel tweemaal in kan,
speelde heel veel muziek,
leerde me te houden van kunst
als je vroeg om een gunst
kreeg je nooit “neen”
zoals hij was er geen
mijn grootvader gaf alles door aan mij
hielp me knutselen en liet me heel vrij
zodat ik ook van kunst leerde houden
’t was niet moeilijk om van hem te houden
toen hij overleed was ik triest
dat gaat zo als je iemand verliest
maar toch blijf ik aan hen denken
ze helpen mij om kunst te schenken
mijn vader had niet veel tijd voor mij
mijn jeugd was zonder hem voorbij
‘k zag hem soms heel even
als hij tijd maakte om te leven
nu moet ik voor hem zorgen
gisteren, vandaag en morgen
ook ik ben altijd gaan werken
mag nu alleen zorgen voor de zerken