De trap weergalmt je krakende voeten
je glijdt koud de keuken binnen
en loopt je glazen hart kapot
tegen de stenen tranen, nutteloos
geboren in mijn brekende ogen
Je geeft niet toe en droogt me
af met porseleinen leugens
en toch zie ik dat je wankelt
onder het gewicht van je eigen woorden.
De scheurtjes in je lippen kussen
ons losgelijmde huwelijk
onze zwijgende kinderen,
verrotte vruchten van een ongeboren moeder.
Plots zwijg je en komt zachtjes dichter
in tactische melancholie. Je streelt
me als een vleugje muziek door m'n haar;
furieus teder smelt ik in naïeve sneeuw,
vergeet een verleden zonder toekomst.