Plots eeuwen ouder dan gisteren
kerf ik nog enkele zoete vloeken
in de kruin van het jaar,
Wenend om zij die dit jaar verdronken
vloei ik hoopvol naar morgen;
dodelijke feestkreten steken in mijn rug
Stilte kapotgeknepen door duizenden
vertrappelende vingers
Welwillend smelt ik bij
het warme vergaan van oud
in nolentisch nieuw,
Ik klem me melancholisch vast
aan de laatste dagring,
broos als een grafieten strohalm