Je bestaat slechts in de rand
van mijn handpalm, schuift snel uit beeld;
berijdt de bejaarde veulens wier rug
breekt onder zo'n zwaar verdriet
Ik wapperde als zonnegod
door je haren. Ben je
ontrukte Eros, bindmiddel
van je gebroken gedachten
Ik heb je achtergelaten
bij de verhuis, ex-gedachte,
intens vergeten herinnering
Ik zit nog steeds op m'n troon
van wenend goud, slaafs gediend
door de Muzen. Hoop niet op
reeds gesmolten sneeuw.
Je gebarsten gezicht is naamloos.