Haar verschijning is mooier dan de mooiste kunst.
Zij is liever dan dan de liefste,
gaat met me mee, waar ik ook ga.
Heeft een grondeloze diepgang,
kan zich schaamteloos laten gaan.
Ze staat sterk in mijn zwakste moment.
Geeft het enige goede antwoord.
Is er alsof alleen voor mij.
Ze heeft een eigen ideaalbeeld,
en geen geheim voor mij.
Ze kan huilen om de humor,
lachen om de dood.
Ze kan mijn ontroostbaarheid troosten,
me het onvergeeflijke vergeven.
Volgt mijn diepgang zonder uitleg,
en sterft met mij de schijndood.
Ze toont haar onvolkomenheden zonder blozen,
en weet dat haar dat de mijne maakt.
Zij is voor mij wat ik voor haar ben,
en is het enige dat telt...
In mijn openhartigheid schrijf ik mijn doodvonnis;
al mijn eisen op een rij.
Maar troost ik mij met de gedachte,
dat het straks odes zijn.
© GJ Sterenborg (10-01-2004)