de dag 20 juni 2003
In wroeten en krochten, het zweet mijn gebogen rug,
aarde kneden, schoffelen en wieden,
hard labeur is mijn gegeven, mijn plicht.
Het omtoveren van woestenij tot velden van het gouden koren,
zo diep geworteld als mijn volksgeloof.
De strijd tegen guurte en hitte van het weder,
door Permeke in grove mannenhanden weergegeven.
Gedachteloos het gedrag, deemster het licht,
decadent de plaats, voor lusten zij gezwicht.
Dromen en spreken van idyllische daden
gemachtigd de machtige woorden door absint
uitgemergelde reflectie van wat eens ooit was,
de rijkdom en schoonheid hun van oudsher, hun gegeven,
nu in wit en vaal, de uitgemergelde handen door Permeke gebracht.
Pennentrekken, van bloemen over mensen,
Vlaamse kunst als wereld vermaard.
Over velden en wat de nacht onthulde,
de impressie met zachte kleuren gestaafd.
Wat het oog ziet het hart voelt,
in een turbulente en vernieuwende tijd gesculpteerd,
de schoonheid die vloeit uit Permeke’s geest, door zijn handen bevrijd.
“…..In Permeke’s tijd………..”