mijn trouwe steun, mijn toeverlaat,
eens was jouw tehuis de straat,
waar je rondzwirf, hulpeloos.
je werd behandeld bar en boos
nadat je bij ons je intrek nam,
en aan je zwerversbestaan een einde kwam,
was je nog onzeker en bang.
volgde ons van de keuken naar de gang.
overal ging je als een schaduw mee,
zodat ik van lieverlee,
geen deur meer achter me kon sluiten,
het mocht eens gebeuren ik binnen jij buiten.
jouw ogen keken naar mij op,
nooit zag ik een trouwere poezenkop!
jij volgde ons doen en laten,
hadden wij verdriet was jij in alle staten.
jij kon zo goed mijn stemming voelen,
soms moet ik weer eens door jouw haartjes voelen.
dan dacht ik niet meer aan verdriet,
het was jij die me weer lachen liet.
jij volgde ons zo erg intens,
jij de hond, wij de mens.
het lijkt een afgezaagde deun,
maar het is waar, jij was mijn steun.
toen ik alleen was in diep verdriet,
was jij het die me weer lachen liet.
door dik en dun bleef jij me trouw,
voor jou was ik echt de liefste vrouw.
toch brak de tijd van scheiden aan,
vrijwillig was je nooit gegaan
alles zou ik willen geven,
als jij bij mij was gebleven
nog 1 keer door je haren voelen,
je kop tegen mijn knie aan voelen
je ogen zacht op mij gericht,
je was zo vertrouwd met mijn gezicht.
een schaduw viel over mijn bestaan
nadat jij voorgoed was heengegaan.
mijn jipsy die ik zo goed kende,
voor mij ben je nog steeds een legende.