Aan het gemis,
ben ik nog steeds niet gewent.
Maar ik weet,
dat jij altijd bij me bent.
Het is een raar soort leugen,
dat me warm houd vannacht.
Maar ik wil geloven,
dat jij daar ergens op me wacht.
Daar vlakbij de sterren,
de zon en de maan.
Zal jij er zijn,
als ik moet gaan.
Zodat we samen,
verder gaan met de reis.
En tegelijk ons intreden doen,
in het beloofde paradijs.
Maar ik zal rustig wachten,
tot het zover is.
De momenten doorstaan,
als ik jou zo mis.
Tijdens eenzame uren,
zal ik over je dromen.
Wetend dat ooit de dag komt,
dat we samen zullen komen.