Ik kende je al van toen ik geboren was,
en bracht volgens velen,
jouw wereld uit de waterpas.
Want je wou altijd al een zoon,
of een kleinzoon,
om de 'stiel' aan verder te leren.
Altijd was je er voor mij,
altijd stond je voor me klaar,
soms lachten we samen,
soms zeurde je tegen mij;
maar ik weet,
dat laatste was nooit écht gemeend.
Je vertrouwde me
al je kennis en ervaring toe;
zelfs de gruwel van de oorlog
die je wist te overleven.
En nu je ingeslapen bent,
in een vreemd bed,
met een traan in je ogen,
huil ik elke dag nog een traan voor jou.
Om je zo te laten weten,
dat ik nog altijd aan je denk,
dat je een plaats hebt in mijn hart;
en hoewel ik het nooit écht tegen jou gezegd heb,
dat vava...
ik nog altijd van je hou.