Zo gans vermoeid
en in de kou
geen geld er bij,
hoe moet het nouw
In Wenen vloeit
de Donauw blauw
maar zo er bij,
lijkt die me grauw
Dag Winter dag zomer,
dag lente dag herfst
Al heb ik niet veel,
ik kreeg toch mijn deel
Dag winter dag zomer,
dag lente dag herfst
Ik voel mij steeds blij,
in d’winter als in mei
Die shoenen zijn stuk,
dit hemd is verkleurt
wat groot m’n geluk,
dat ‘t broekje niet scheurt
of het werdt hier te druk,
met menig gezeur
Die schande bedrukt,
en de wangen verkleurt
In mijn hart leeft dit oude Wenen,
Nu nog grauw en zwart
zijn slechts beelden van bedrog,
Want Wenen heeft een heel open aard
Al bleef noch snor noch baard gespaard