Mijn dromerige toestand leid mij naar een hemellichaam gevormd uit kosmisch stof.
Een oceaan van stormen,kraters en zeeën was wat ik daar aantrof.
Ik ontwaak en heb de duistere diepten van mijn ziel bereikt.
In een sombere schaduw van melancholie en droefnis ervaar ik iets wat op levensangst lijkt.
De maan straalt eenzaam ik word beproeft, want zelfs in een ronding tref je scherpe kantjes aan.
Toch zonder aarde is er geen maan, en zonder angst is er geen reden tot bestaan.