Ik ben heel bang,
want hij houdt me weer in bedwang.
Ik lig weer op zijn bed,
hij wil niet dat ik me verzet.
De touwen rond mijn polsen snijden,
maar hij ziet me toch graag lijden.
Ik weet wat er nu gaat gebeuren,
maar volgens hem kan ik alleen maar zeuren.
Ik smeek hem,
maar dan hoor ik zijn boze stem.
Ik hou me dan maar in,
en geef hem zijn zin.
Waarom doet hij mij altijd zo’n pijn?
Vindt hij dat dan zo fijn?
En waarom moet hij me ook nog slaan?
Ik heb hem toch niks misdaan.
Maar ik ben hier de grootste oen,
want ik laat hem maar doen.
Ik ben te bang om te praten,
daarom ga ik mezelf soms haten.