thuisgebracht
'k zie nogsteeds die oude dame gaan, die langzaam voortbeweegt, naar ons kijkt achter de ramen, tranen uit haar ogen veegt. Ze leegt de lasten die haar wegen, als de moed die in de schoenen zinkt, verdrinkt de goede hoop in regen die ze uit haar bloesje wringt. Ze heeft het allemaal gehad, de regen, pijn, de zonneschijn. Maar schijnt te zijn vergeten dat niet alle tijden donker zijn, de dag in duisternis gedompeld, als de nacht waarop ze wacht. Met zacht, onduidelijk gemompel fluisterd zij een zin, ze lacht. Het laatste wat je zou verwachten, ook het laatste wat ze dacht. Want in een van deze nachten werd zij veilig thuisgebracht.