De rand van de muur
Had maar één volle kant
En de duivel begreep
Dat de spelletjes gedaan waren
De bananen geschild
De boterhammen gesmeerd
En de godin
Zat op de wereld
Alsof het haar stoel was
In een vleug van ongeloof
Wees ze met haar vinger
Naar een stuk onbenul
Dat leefde in grotten
En zijn manschappen doodde
Met de wapens van vader