Medemens of allochtoon?
De oude Els van der Greup
Tobde met haar versleten heup.
Het lopen wilde haast al niet meer gaan,
ook had zij veel pijn als zij moest staan.
De huisarts had haar een rollator voor geschreven
`t ziekenfonds had na lang dralen er eindelijk een gegeven
Zo kon de oude Els van de Greup
nog een beetje uit de voeten, ondanks haar versleten heup
De boodschappen die kon zij weer zelf halen,
al liep zij het hele eind door de pijn te balen.
Want zo`n rollator is wel fijn
maar ondanks die rollator had zij toch veel pijn.
Zij liep dan `t hele eind maar op die heup te f itten
en werd de pijn te erg dan ging zij even zitten.
Want ook daar had de uitvinder aan gedacht;
op de rollator zat een bankje met een vacht
Op een gure wintermorgen
moest Els toch de deur uit om boodschappen te doen.
Zij kon die wel laten bezorgen
maar dat koste haar dan weer extra poen.
en het kleine pensioentje dat Teun haar had nagelaten,
was net genoeg; zij moest al zo veel laten.
Met een van pijn verwrongen gezicht,
sloeg zij de deur achter zich dicht.
Terwijl enkele buren
haar van achter de gordijnen na stonden te gluren;
schoof Els de rollator langzaam voor zich uit.
De pijnscheuten die gingen tot aan haar kuit.
Maar al kreunend ging zij toch langzaan vooruit.
Toen zij een wijle was gegaan,
moest zij weer even blijven staan.
Ondanks het slechte weer,
zeeg zij op het bankje neer;
zij had te veel pijn om verder te gaan.
De mensen liepen haar voorbij,
zij keken nog niet eens opzij.
In hun kraag diep weggedoken,
voelden zij zich door de Oude Els niet aangesproken.
Opeens siste er iets onder Els haar rollator
en zij schoot opeens naar voor,
een bandje van de rollator was lek gegaan.
Els had door haar pijn niet opgelet
en het karretje op een gespijkerd plankje gezet.
De oude Els die was ten einde raad.
Gehaast liepen de mensen aan haar voorbij
en niemand stelde voor de oude vrouw een daad.
In hun kraag diep weg gedoken,
voelden zij zich door Els haar leed niet aangesproken.
Dan kwam er opeens uit het niets;
een donkere gedaante aangefietst.
Hij stapte af
en terwijl hij zich naar Els begaf;
kromp de oude Els bang in elkaar.
"Wat moest die buitenlander nu van haar."
Hij zei " U hebben problemen Myvrouw?
Kom ik helpen u even gauw!"
Ja Els was het om het even,
wie haar nu de nodige hulp zou geven.
De man voelde de situatie heel goed aan,
hij was met haar lot begaan.
Hij zei "Ach vrouw, u nie bang zijn voor allochtoon,
oude vrouw helpen, voor ons heel gewoon.
Ykke hebben plakkers in die mand
en ykke plakke voor jou die band."
Els werd door ontroering overmand
en gaf de man spontaan een hand,
om van haar rollator af te komen met haar pijnlijke gewricht.
De man legde het karretje op zijn kant
en had al gauw de band gedicht.
Terwijl Els de tranen veegde van haar wang;
tekende zich hier op een blos van schaamte.
Want waarom was zij voor die allochtoon nu bang
`en waarom deed een ieder hen verwensen?
Zij zag het nu zelf, ook onder hen zijn goede mensen.
"Zo myvrouw het plakken van die band is klaar,
ykke moeten nu snel gaan;
anders ykke kom te laat
en Hollandsbaas mij gaan ontslaan."
Hij sprong weer op zijn fiets
en verdween weer in het niets.
Els kon versteent van kou en pijn,
haar weg toch met een warm gevoel vervolgen.
Zij dacht als alle mensen zo zouden zijn
dan had het allochtoon zijn geen gevolgen.
Weer liepen de mensen haar voorbij,
zij keken nog niet eens opzij.
In hun kraag diep weggedoken,
voelden zij zich door de Oude Els niet aangesproken!
DdJ