Ik trok me terug in mijn binnenkamer.
In het diepst van de nacht,
starend naar de eerste woorden,
die op het beeldscherm verschenen,
wachtend op hun mogelijke betekenissen.
Ergens in de taal is zij nog,
ergens tussen een paar woorden in.
Woorden die elkaar nog niet kennen.
En die haar nog niet kennen.
Schrijven is zinnen uitproberen,
om te zien wat ze kunnen betekenen.
Nieuwkomer zijn in het taaleigen,
beginneling worden en vragen naar de onbekende weg.
Het is vinden wat niet kon worden gezocht,
omdat het pas bestond op het moment,
dat het gevonden werd.
Als ze er nog is,
dan is het in de woorden waar ik s’nachts op wacht.
Soms ook voel ik haar nog,
maar minder,
steeds minder zijn mijn armen,
mijn handen,
is mijn huid nog aan haar gewend.