Toen ik in je ogen keek,
werd ik plots heel verlegen,
mijn wangen werden plots heel rood,
door de angst over de vraag,
maak ik wel een kans bij haar.
Jij bent de barones,
en ik de boerenjongen,
mijn vader had het nog gezegd,
zoek maar in ons milieu,
want hier is het goed genoeg.
Mijn vader kende haar niet goed,
alleen van horen zeggen,
toen ik die glans in je ogen zag,
dacht ik: "ik ken je beter",
toch beter dan mijn pa.
Ik stuurde je een brief,
ik heb hem zelf geschreven,
met mijn zeer speciale vraag,
hou je van mij,
wil je met me gaan eten.
Ik wil wel maar helaas,
ik mag niet van mijn vader,
want mijn vader is er erg op gestelt,
ik moet met een prins trouwen,
zo stond er in haar brief.
DE BARONES,
ZE SCHREEF TERUG,
maar mijn vader kon niet lezen,
hij geloofde 't niet en zei,
ga toch elders fantazeren.
Dagen gingen toen voorbij,
zonder iets van je te horen,
tot jij daar plotseling was,
aan de voordeur stond te wachten,
tot ik opendeed voor jou.
Ze zei: "ik ben hier om te eten,
of telt die brief van jou niet meer",
ik zei: "natuurlijk, kom aan tafel",
ik haal vlug het eten al,
an dan drinken we wat wijn.
Ze konden 't niet geloven,
wat ze zagen aan de tafel,
want daar zat de barones,
pa en broer stonden te gapen,
vol verbazing over mij.
Pa kocht heel wat kluizen,
broer en ma een nieuwe kast,
want ze zagen 't geld al binnenstromen,
van die rijke barones,
die met mij ging trouwen.
Dat kan me niets schelen,
daar denk ik zelfs niet aan,
dat geld dat interesseert mij niet,
alleen mijn nieuwe huisgenoot,
want ik hou zoveel van haar.
(auteur: Pedro da Conceiçao)