jij en ZIJ...
het is gebeurd,
nu heeft zij getreurd.
ik heb het van haar zelf vernomen,
dat je bij haar bent gekomen
en het hebt uitgemaakt.
wat was ik toen tevreden.
maar... ik had geen reden.
je had het uitgemaakt voor...om...
omdat je iemand anders had.
nu lig ik weer te treuren;
wachtend tot het zou gebeuren.
dat je het ook uitmaakt met diegene..je-weet-wel
nee..het mag niet lang duuren!, maar snel.
nu ga ik weer graag naar school.
wachtend op het berichtje:HET IS UIT MET HAAR.