Elke ochtend begint er weer een nieuwe dag,
maar niet voor mij.
Voor mij begint er elke keer een fout,
die maakt mij niet blij.
Die fout is angst, angst die ik heb,
angst om te leven.
Een fout waar ik niet meer tegen kan,
een fout die iedere ochtend mij angst zal geven.
De angst om te leven zo groot en machtig,
dat het me overmant.
Het leven laat me los en de dood pakt me,
en hij houd me de hele dag vast.
Ik kan me niet verzetten tegen de angst,
ik kan me niet verzetten tegen de dood.
De anst zal altijd blijven hangen,
tot het avondrood.
Als de avond komt en de zon neergaat,
voel ik de angst wel vloeien en de dood laat me los.
De maan schijnt op me en ik weet dat ik leven moet,
maar toch loop ik elke donkere nacht door het bos.
Als het volle maan is, word de dood mijn vriend,
de fout is er niet, en de angst voor het leven is weg.
Het dodenlicht van de maan begint vrijheid te schijnen,
het maakt een baan, mijn weg!
Ik loop het pad op, van licht en vrijheid gemaakt,
maar bij het einde blijf ik staan.
Dit is misschien het pad van de dood, zodat ik geen angst meer heb,
maar eerst wil ik het leven verslaan.
Ik ren terug en blijf wakker tot de zon weer komt,
de fout, de angst, het leven, ze willen me weer stangen.
Maar ik haal het leven in,
ik wijs het de wegen en gangen.
De dood achtergelaten en het leven inhalend,
begin ik sinds eeuwen weer te lachen.
Ik heb mezelf overwonnen, de dood én het leven,
dit zijn niet meer mijn machten.
Ik weet niet wie of wat mijn leider is,
maar ik weet dat alles goed komen zal.
Zolang ik geloof in DIE leider,
en ik zal het leven overleven in dit geval.
De dood kan me niks meer maken,
maar ook de fout, de angst, het leven niet meer.
Ik ben hun leider, maar wie is de mijne dan?
Wie was het en wie is het van wie ik dit allemaal leer?