Mijn liefste muze en nachtmerrie,
ik spreek door monden en in oren
van degenen die je bekoren
en verzin groteske verhalen
opdat de vliegende kraaien
het aan je kunnen vertalen.
Weet,
dat ik de geruisloze bons
van je gesloten hart kan horen
en ongegeneerd in je ziel
naar mezelf kan kijken.
Zie,
hoe hevig ik droom
van je gewichtige woorden
over domme dagelijkse dingen
en mijn volle armen en zachte handen
mezelf bedriegen
met je noodlottige trots
nooit je hart te willen volgen.
Zo,
schrik ik verstijfd van elke belrinkel
die ooit van jou kan zijn
temidden eentonige werkdagen
en wacht zuchtend op de zoete lentezon
die de eindeloos lange regenwinter
hoe dan ook eens zal verjagen.