Worsteling
Haar lichaam,
Verstrikt in’t slijk,
Door ’n hevig geworstel
Met de ruwheid
Van de aarde,
Die eens,
Genadeloos,
Dit schepsel baarde,
Waar de kracht
Van de natuur
In was terug te vinden,
Om zich
Met de schoonheid
Te verbinden
En te leiden
Naar een waardig bestaan,
Maar deze
Aan haar neus
Voorbij heeft laten gaan,
Door het tergend langzaam
Te verwoesten,
Haar oorsprong
Met al het onrein slijm
Mee op te hoesten.