Zijn handen
Omvatten het gezicht
Van een meisje dat met
Wijdopen ogen en donker staart
Naar witte vlokken stilte
Zijn handen
Rusten op haar schouders
Gekrompen door de noordenwind
Op het uur dat de wolven huilen
En op zoek gaan naar leven
Bedolven onder sneeuw
Zijn handen
Vinden en verstrengelen
Zich met de hare
Balsemen de wonden
Geslagen door de intense kou
In onbeschutte valleien
Zijn handen
Tonen de schittering
Van haar bleke hart
Verwarmen de spiegel
Op een bevroren sculptuur
Gebeeldhouwd
In de diepte van haar ziel
Dat meisje
Legt nu haar handen in de
Zijne en wijl hij ze zacht beroert
Beseft ze, wij zijn een.