Hij kan genieten
Van dat ouwe deuntje
En die afgebladderde paardenmolen
Hij, de man met de grijze hoed,
Sigaar in de mond en handen op de rug
Als hij trouw zijn zondagwandeling maakt
Zij kan lachen van plezier
Dat kleine mensje
Wanneer zij wegloopt met haar rode ballon
Aan een koordje, vastgebonden aan haar hand
Wat ijs gemorst op haar jurkje
Ze lopen gelijk en hand in hand,
Die koppels die je tegenkomt
Na jaren nog steeds liefdevolle blikken uitwisselend
Of juist wat pril verkennende plagende tikjes
Steeds weer oog voor elkaar
Daar loopt hij dan, de vrijgezel
Meestal handen in de zakken,
Somber gezicht
Op zoek naar wat maten om mee uit te hangen, iets van het ander geslacht?
Of een lege plek, op café
Ja hoor, der hangt altijd een gezellig sfeertje
Op die kermis in de stad
Allemaal lichtjes, muziekjes, hebbedingetjes en volle terrasjes
Allemaal glimlachen op die gezichten
Dat is kermis in de stad!