De hemel spreidt zijn gouden deken over de vroege kilte van koudgroen gras
Stofdeeltjes wentelen zich in een jonge gloed, schudden onwennig de winter van zich af
De kleuren moduleren, kraken aarzelend hun frisgroene noten
De tijd slaat een mantel van warmte over zijn nog bevroren schouders,
versnelt langzaamaan zijn wandel,
begint aanstekelijk te huppelen.
Hij danst de lente, de lichtvoetige lente!