Hoever ik ook loop,
Hoe hard ik ook ren.
Er is iets dat me achtervolgd,
Iets waar ik bang voor ben.
Het is donker,
Mysterieus,
Gewillig aan de dood.
Zo somber,
Houdt van het bloed zo rood.
Ik ben bang,
Voor dat ‘iets’,
Het achtervolgd me al zo lang.
Maar ik weet niet wat het is,
Ik kijk om, zie niet wat het is,
Kijk rond, niks bijzonders,
Loop verder, zie een flits,
Het is gevaarlijk en donker.
Bang om ingehaald te worden,
Ren ik een eind weg,
Welk tempo het ook is,
Het blijft bij me, haal het weg!
Ik wil niet meer bang zijn,
Race naar huis,
Ben moe, heb pijn,
Maar het blijft bij me ook thuis,
Ik wil het weg hebben,
Maar dan begrijp ik,
Na die pogingen zoveel,
Dat wat me volgt,
Mijn eigen schaduw is,
Bang voor mijn weerspiegeling,
Bang voor de ware mij,
Tranen rollen over mijn wangen,
Zie alleen een waas,
Mijn gevoelens kwijt.
In het licht van de maan,
Denk ik na over mijn angst,
Heb geen zin om te staan,
Ga liggen, aan de waterkant.
Vredig in het laatste sprenkeltje maanlicht,
Die nu geen schaduw meer achterlaat,
Een mooi gezicht,
En besef dat mijn angst vanzelf overgaat.
Net als het licht van de maan,
Die begint in het donker,
Maar er ook eindigt,
Geen wonder….
Leven die door het licht en duisternis gaat,
Iets wat mij niet loslaat,
iets wat me niet tegen houdt,
om van mezelf te houden....