In een eeuwige strijd verbonden,
met het kwade en het goede.
Niet staand waar mensen stonden,
altijd op zijn hoede.
Angst om hem heen dwalend,
grijpend naar de macht.
Zijn ogen grote kralen,
hij heeft geen enkele kracht.
Schuivend zet hij zijn voeten voort,
op de stenen koude stoep.
Dodelijk geschreeuw is wat hij hoort,
maar probeert toch zijn oren dicht te hoeden voor die roep.
Tranen lopen 1 voor 1 over zijn wangen,
bang trilt zijn lijf,
koude dodelijke gedachten houden gem gevangen,
maar hij houdt zijn pootje stijf.
Weer loopt hij stevig door,
huilend, krijsend om die inwendige pijn.
Slecht voor ieders gehoor,
maar om zo zijn gevoel kwijt te raken,
is voor hem tog wel fijn.